T’Sjoen oor taalkwessies en noodsaak van “krachten bundelen, banden smeden, de bestaande expertise delen”

Die nuwe akademiese jaar in België het pas begin en reeds is die internasionale gesprek tussen Afrikaanse en Nederlandse letterkundes op dreef, met Afrikaanse taal- en letterkunde in die klaskamer en op die program vir die vyfde Internasionale Kollokwium daar volgende maand. Dieselfde geld vir die leerstoel Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij. En dit is nog lank nie al nie.

Onderweg van Suid-Afrika na België het die literator Yves T’Sjoen, betrokke by die Gentse Sentrum vir Afrikaans en die studie van Suid-Afrika aan die Universiteit van Gent, vertel van wat die sentrum alles in die vooruitsig stel. “Via die zustertaal hebben Nederlandstaligen toegang tot een ander continent, een andere cultuur (of beter culturen). Dat is heel erg bijzonder.”

Op Stellenbosch is vanjaar van 12 tot 14 September ’n kongres gehou waar die skrywersfokus op die skrywer Antjie Krog was. Benewens lid te wees van die Afrikaanse Letterkundevereniging wat die kongres gereël het, het u ’n referaat gelewer wat oor transnasionale letterkundeverbande handel, spesifiek oor die bekendstelling van Krog in Vlaandere deur bemiddeling van Herman de Coninck en die tydskrif waarvan hy indertyd redakteur was. Wat aan haar en haar werk het daartoe gelei dat sy vandag ’n belangrike figuur binne die kader van transnasionale bande in die letterkunde is?

Het congres van de Afrikaanse Letterkundevereniging heeft, overigens op zeer geslaagde wijze, de focus gericht op raamwerken van de Afrikaanse literatuurwetenschap en op het oeuvre van Antjie Krog. Mijn referaat handelde over Krogs introductie in Vlaanderen door bemiddeling van Herman de Coninck en het Nieuw Wereldtijdschrift. In een vertaling van Robert Dorsman zijn in 1996 en 1997, dus nog voor het verschijnen van Country of My Skull (1998), zes bijdragen van “Brief uit Kaapstad” gepubliceerd. Deze voorpublicaties, vertaald uit het Afrikaans en al dan niet gewijzigd in Krogs boek opgenomen, vergen nader bibliografisch onderzoek.

Krog werpt zich op als politiek geëngageerd, maatschappelijk betrokken schrijfster. Haar werk is vertaald in het Nederlands. En er is natuurlijk de band met Tom Lanoye, die er aanzienlijk toe heeft bijgedragen dat Krog een forum heeft in de Lage Landen. En niet te vergeten: uitgeverij Podium die Krogs teksten voortreffelijk beschikbaar stelt in bijzondere vertalingen (door toedoen van onder anderen Dorsman en Alfred Schaffer). Zij treedt sinds haar voordracht op Poetry International in Rotterdam in 1992 geregeld op in Nederland en Vlaanderen. Zij stelt zich nadrukkelijk op als cultureel bemiddelaar, door haar prominente aanwezigheid in Europa en als vurig pleitbezorger van culturele diversiteit en de meertalige Zuid-Afrikaanse literatuur. Krog is ten onzent een publieke figuur en wordt gerecipieerd als een belangrijke stem uit Zuid-Afrika. Voor velen zelfs dé stem van Zuid-Afrika, gezien het aantal optredens in de media. Sommigen stellen dat het unisonore geluid te beperkend is, dat er immers andere schrijvers zijn die minstens evenveel aandacht verdienen, dat kortom andere visies van belang zijn over maatschappij en politiek.

Een van die veel minder gemediatiseerde schrijvers in de Lage Landen is bijvoorbeeld Eben Venter. Venters werk is hier weinig bekend, ofschoon vertaald (ook in het Nederlands), van hoog literair gehalte en met prijzen bekroond in Zuid-Afrika. Krogs bekendheid is natuurlijk ook en vooral toe te schrijven aan de indrukwekkende merites van haar veelzijdige literaire oeuvre. Zij is een bijzonder krachtige en vitale schrijfster, met poëzie die in alle schakeringen zonder meer van wereldklasse getuigt. Voor haar dichtwerk is zij terecht geprijsd en geprezen. In de Lage Landen is de beeldvorming over Antjie Krog vaak helemaal anders dan in Zuid-Afrika. Velen kennen vooral de mediafiguur, de opinion maker. Die op televisie, in interviews voor kranten, in gesprekken op de radio of tijdens festivals, over Zuid-Afrika uitgesproken, soms provocerende meningen verkondigt. Zij is natuurlijk veel méér dan dat. Wat mij betreft vooral een heel bijzondere dichter met een herkenbare stem. Een schrijfster die het Afrikaans een nieuwe dimensie geeft, de taal met haar idioom verrijkt en bijzonder wendbaar en ongebonden hanteert.

U neem gereeld deel aan die Tuin van Digters-fees by die Breytenbach-sentrum op Wellington. Watter Nederlandse en Suid-Afrikaanse skrywers sou u graag op byvoorbeeld hierdie fees, maar ook by ander geleenthede, met mekaar in gesprek wou sien?

Een gesprek tussen Breyten Breytenbach en Tom Lanoye kan gensters geven. Ik zou naast bekende namen ook vooral nieuwe stemmen (“nuwe stemme”) willen horen, schrijvers in Zuid-Afrika en Nederland/Vlaanderen met hun eigen opvattingen over literatuur (en maatschappij), andere discoursen gemarkeerd door particuliere, sociale en culturele achtergronden, verschillende literaire tradities en esthetica’s. Benieuwd wat een dergelijk gesprek oplevert.

Een opmerkelijke overeenkomst is de door underground bepaalde podiumpoëzie, poetry slam. Met in Vlaanderen en Nederland verfrissende geluiden, en niet alleen van de witte man of vrouw van middelbare leeftijd. Goed dat Lisette Ma Neza (Belgische kampioen Poetry Slam 2017) is uitgenodigd naar Zuid-Afrika en Jolyn Phillips thans in de Lage Landen verblijft met haar poëzie en muziek. Veel zal afhangen van het concept waaraan Francois Lötter (bestuurder van die Tuin van Digters) volop sleutelt en waarover ik vandaag na een ontmoeting vorige week in Stellenbosch nog niets kan vertellen.

Die vyfde Afrikaans-kollokwium is van 4 tot 6 Oktober op die program in Gent en Wannie Carstens beklee binnekort die leerstoel ná Hein Willemse. Vertel asseblief van die kollokwiumprogram, asook die ontvangs tot op hede van die leerstoel en die rol wat dit speel in die bestudering van Afrikaans en Suid-Afrika in België. Wat stel u en/of die Gentse Sentrum in die vooruitsig in verband met die leerstoel?

Ieder jaar organiseert het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika (Universiteit Gent, www.afrikaans.ugent.be) een studiebijeenkomst over Afrikaanse taal- en letterkunde, Zuid-Afrikaanse geschiedenis en culturen. Het programma is steeds uitgebreid (kijk gerust op onze website), met telkens een schrijver als hoofdspreker: dit jaar Bettina Wyngaard, volgend jaar Ronelda Kamfer. Eerst was er het Internationaal Seminarie Afrikaans, geadopteerd van Luc Renders in Hasselt. Toen Breytenbach in december 2014 het institutioneel eredoctoraat ontving, zijn we gestart met jaarlijkse colloquia. Sindsdien is er de onderzoeksgroep. En vorig jaar (oktober 2017) is in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte de leerstoel Zuid-Afrika: talen, literaturen, cultuur en maatschappij opgericht.

De eerste leerstoelbekleder was Hein Willemse, en vanaf eind september Wannie Carstens. De expertise voor de invulling van het academisch ambt is afwisselend letterkunde en taalkunde. De leerstoel is alvast voor een eerste termijn van vijf jaar goedgekeurd door het Bestuurscollege van de UGent. Het is uiteraard de bedoeling na die inleidende jaren te opteren voor continuering en de leerstoel verder uit te bouwen. Voor de derde jaargang, in academiejaar 2019-2020, zijn al onderhandelingen gestart. Zodra de adviesraad unaniem goedkeurt, kunnen we de naam bekendmaken. Het spreekt voor zich dat de instelling van de leerstoel een nieuwe dynamiek genereert voor de studie van het Afrikaans in Gent, en bij uitbreiding in Europa. Collega’s van het Gents Centrum worden geregeld gevraagd gastcolleges aan te bieden, bijvoorbeeld in Boedapest, Brno en Praag. Medio november ben ik te gast bij de Hongaarse collega’s van ELTE (Boedapest) en zal er een blokcursus (vijf colleges) aanbieden over Afrikaanse letterkunde. In het najaar geef ik ook een cursus in opdracht van Amarant, voor een publiek dat belangstelling heeft voor de literaire ontwikkelingen van het Afrikaans.

Behalve die opdrachten zijn er allerlei vormen van samenwerking. Met de leerstoel in Amsterdam, het Zuid-Afrikahuis, vorig jaar betrokkenheid bij de Week van de Afrikaanse roman. We organiseren de Leeskring Afrikaanse literatuur, Zuid-Afrikaanse filmavonden, workshops voor studenten. En natuurlijk twee vakken in de opleiding: Afrikaans: taal- en letterkunde (derde bachelor) en Talen en Literaturen van Zuid-Afrika in de master. Studenten in Gent schrijven scripties over Afrikaanse literatuur of over het Afrikaans. Afrikaans is een taal die in Gent, maar bijvoorbeeld ook in Antwerpen (Kris Van de Poel), Polen (Poznan, met Jerzy Koch), Tsjechië (Olomouc, toen Lianne Barnard er nog was aangesteld) en Nederland (Amsterdam, met Ena Jansen en nu Margriet van der Waal als leerstoelbekleder; in Leiden, met Eep Francken en vorig jaar Ingrid Glorie als gastdocent) de belangstelling van studenten heeft.

U en Ronel Foster, u medesamesteller van die werke Oor grense en Toenadering, het by ’n vorige geleentheid oor die literêre vertaler se werk gesels in die konteks van transnasionale bande en oor Daniel Hugo se rol as hekwagter. Op die afgelope Tuin van Digters op Wellington het u met Hugo gesels oor Vlaamse digters, asook sy vertalings in Afrikaans. Watter rol beklee ’n literêre vertaler soos Hugo in die transnasionale gesprek?

Een onmisbare en onmiskenbare rol. Vertalers zijn bij uitstek bemiddelaars. Indien voor literaire vertalingen uit het Nederlands naar het Afrikaans zo een belangrijke vertaler aanwezig is, zoals Daniel Hugo, moet de cultuurgemeenschap alle waardering hebben. Zowel in het Nederlandse taalgebied als in Afrikaans. Daniel Hugo is een toegewijd vertaler, een uitstekende en bijzonder gedisciplineerde, productieve vertaler ook, die de hedendaagse literatuur van Nederland en Vlaanderen beschikbaar stelt voor een Afrikaanstalig lezerspubliek.

Gezien de vele “valse vrienden” en het gegeven dat Afrikaans een andere taal is dan het Nederlands, hoewel taalhistorisch/linguïstisch verwant, verdient de Nederlandse literatuur voortreffelijke Afrikaanse vertalingen. Alleen moeten die vertalingen een publiek vinden, door distributie en promotie. Momenteel is dat te weinig het geval. De letterenfondsen (Nederlands Letterenfonds en Vlaams Fonds voor de Letteren) subsidiëren de vertalingen ruimschoots. Vervolgens wordt echter niet nagegaan wat een uitgeverij effectief onderneemt om het vertaalwerk in Zuid-Afrika in de markt te zetten. Daarover heb ik recent contact opgenomen met het Vlaams Fonds voor de Letteren (en inmiddels een reactie ontvangen van de directeur Koen van Bockstal).

Vertel asseblief van besoekende akademici wat die begrip vir Afrikaans, die rol van literêre vertaling en die Suid-Afrikaanse konteks in België kom toelig. En wat word vir 2019 beoog?

Volgend jaar wordt Breyten Breytenbach tachtig. Het is de aanleiding om tijdens het symposium Breytenbachs werk centraal te stellen. Breytenbach-specialisten verbonden aan Zuid-Afrikaanse universiteiten zijn of worden benaderd om in Gent hun onderzoek te presenteren. Breytenbach is, vijf jaar na de uitreiking van de eredoctorstitel, gevraagd onze gast te zijn. Indien wij Zuid-Afrikaanse academici uitnodigen, zoals voor de leerstoel of als keynotespreker op het symposium, dan ligt het voor de hand dat zij ons (studenten, onderzoekers in de Lage Landen, andere belangstellenden) informeren en inspireren. Dat was beslist het geval met Hein Willemse, en dat zal zeker ook zo zijn tijdens de passage van Wannie Carstens. De nieuwe leerstoelhouder biedt trouwens vijf colleges taalkunde en taalverwerving aan in het introductievak (bachelor), en nog eens zes seminaries voor onze masterstudenten. En dan zijn er de gastonderzoekers, onder wie Andries Visagie, en de vertaler Daniel Hugo die in oktober en november gastcolleges zullen aanbieden.

Wij trachten het intercontinentale, of met een meer modieuze term het transnationale, gesprek over Afrikaans en de raakvlakken tussen Afrikaanse en Nederlandse literatuur, gaande te houden. Door initiatieven zoals de leerstoel en het onderzoekscentrum creëren wij de mogelijkheid om dat gesprek intensief en op hoogstaand niveau te voeren. Er is een platform. Dankzij de institutionele contracten en bilaterale akkoorden kunnen universiteiten aan studenten- en docentenmobiliteit doen. Dergelijke interuniversitaire overeenkomsten maken het mogelijk dat Zuid-Afrikaanse onderzoekers bij ons te gast zijn. En andersom. Dat zorgt voor een tweespraak die per definitie in twee richtingen werkt.

JM Coetzee se bande met Afrikaans en Nederlands is bekend, waaronder sy vertaling van Wilma Stockenström se werk Die kremetartekspedisie, sy vertaling van en inleiding tot Nederlandse digters in Landscape with rowers, en die vertaling van Marcellus Emants se roman Een nagelaten bekentenis. Die Belgiese komponis Nicholas Lens het op sy beurt sy roman Slow man omskep in ’n moderne opera wat in De Munt te sien was. Coetzee het sy 70ste verjaardag in Nederland gevier met ’n geleentheid wat sy uitgewer, Eva Cossee, gereël het, en hy is tot die Orde van die Nederlandse Leeu ridder geslaan. Watter rol speel Coetzee se verbintenis met hierdie tale binne transnasionale verband? Hy is onlangs deur die Universiteit van Gent genooi. Hoe sien die vordering hiermee tans daaruit?

John M. Coetzee is wereldwijd zonder enige twijfel de bekendste Zuid-Afrikaanse schrijver, Nobelprijslaureaat en in het internationale vertoog over literatuur prominent aanwezig. Een hele bibliotheek is geschreven over aspecten van Coetzee’s werk. De aanwezigheid van Coetzee in de Nederlandse literatuur verdient nader onderzoek. Dat geldt overigens ook voor Breytenbach (meer specifiek in een Vlaamse artistieke context). Er bestaat een vermetel plan om Coetzee als eerste Writer in Residence uit te nodigen naar de UGent. Gedurende twee maanden is de gastschrijver in dat geval onze genode gast. Gesprekken zijn nog gaande. Veel hangt af van de schrijversagenda. Het budget is beschikbaar, de onderhandelingen met het universiteitsbestuur zijn alvast succesvol gebleken.

Er bestaat op basis van een persoonlijke e-mail een redelijke kans dat Coetzee in 2019 effectief gastauteur in Gent zal zijn. Al moet ik dus nog een voorbehoud aantekenen. In dat geval breng ik graag Breytenbach en Coetzee samen. Een ander idee is Coetzee ook aan de UGent een eredoctorstitel toe te kennen. Het voorstel is onlangs ingediend. De directeur internationalisering, de decaan en faculteitsraad zullen erover beraden. Mocht het plan slagen, licht ik LitNet als eerste in.

Breyten Breytenbach word volgende jaar 80. Hy het in 2014 ’n eredoktorsgraad van die Universiteit van Gent ontvang. Wat beoog die Gentse Sentrum vir die verjaardag van die vereerde?

Breytenbach, zeer gewaardeerd eredoctor van mijn alma mater, staat volgend jaar centraal tijdens het colloquium. Hij is een inspirerende figuur, een toetssteen en een baken tegelijk. Scherpe geest in een sterk lichaam. Vooral een toonaangevend schrijver die transformatie en metamorfose tot zijn artistiek en levenscredo heeft gemaakt. Wij eren Breytenbach in Gent. Niet alleen met een symposium, maar ook met een themanummer van een peer-reviewed tijdschrift. Centrale focus van het nummer is Breytenbach en de Lage Landen. Over die verbintenissen is al gerapporteerd, zoals in de gedocumenteerde scriptie van Annemiek Recourt en in bijdragen van onder anderen Jaap Goedegebuure, Francis Galloway en Erik van den Berg. Maar er is zoveel méér te zeggen. Ik bereid thans ook een boek voor waarin het merendeel van de hoofdstukken handelt over Breytenbach en contacten met Nederlandstalige schrijvers/literatuur. Intussen is de redactie van een wetenschappelijk tijdschrift gecontacteerd en wordt een speciaal themanummer voorbereid. Het zal ook een tastbare herinnering zijn aan wat zich aankondigt als een bijzondere gebeurtenis.

Volgende donderdag (4 oktober) staat in Gent trouwens een mastercollege gepland over kritische receptie van Breytenbachs vroege werk in Nederland en Zuid-Afrika op basis van bestaand en ook nieuw onderzoek. De aandag voor Breytenbachs oeuvre in Gent is groot, zoals het een kandidaat-Nobelprijswinnaar betaamt.

Waar en hoe het u belangstelling in die kreatiewe gebied tussen spesifiek Afrikaans en Nederlands ontstaan? Watter invloed het dit op u werk as akademikus?

In het onderzoek als letterkundig neerlandicus is mijn aandacht voor raakvlakken tussen Afrikaans en Nederlands pakweg een decennium geleden ontstaan. Sinds 2011 ben ik door de Universiteit Stellenbosch aangesteld als buitengewoon hoogleraar in het departement Afrikaans en Nederlands. Sindsdien ga ik ieder jaar voor onderzoek en gastcolleges op bezoek.

De taalverwantschap en vooral de vele interacties tussen beide (poly)systemen fascineert mij. In het verleden en ook vandaag. Er zijn cultuurtransmissies, de rol van bemiddelaars of dus intermediairs is boeiend om te bekijken. Ook het intertekstuele discours, de wijze waarop Nederlandstalige interteksten functioneren in Afrikaanse teksten, hoe in sommige gevallen een culturele laag aanwezig is die naar Nederland (of zelfs Vlaanderen) verwijst. Het interculturele vertoog in teksten is een nog maar weinig ontgonnen onderzoekdomein (behalve in het geval van bijvoorbeeld Marlene van Niekerk en Karel Schoeman). De neerlandistiek is internationaal gericht, niet uitsluitend gefocust op de literaire productie in het Nederlands of alleen in het Nederlandse taalgebied. Daarnaast vertoont de literatuur in Afrikaans, en de prachtige variëteiten van deze taal, een aanstekelijke dynamiek. Via die zustertaal hebben Nederlandstaligen toegang tot een ander continent, een andere cultuur (of beter culturen). Dat is heel erg bijzonder.

In artikels op onder meer LitNet vertel u van die vordering van samewerking tussen verskeie universiteite rakende Afrikaans. (Die Universiteit van Gent, waar u as hoogleraar werksaam is, het sedert 1994 goeie bande met onder andere die Universiteit Stellenbosch, asook Pretoria, Potchefstroom, Unisa en die Universiteit van Wes-Kaapland.) Wat aan die interuniversitêre samewerking beskou u as geslaagd, wat bly dalk nog in gebreke, en waarmee word tans goeie vordering gemaak?

Interuniversitaire samenwerking is een noodzaak. Zeker met betrekking tot onderzoek naar transnationale literaire vertogen. Het gesprek met collega-academici, vanuit een verschillend perspectief, uiteenlopende academische tradities en andere kennisgebieden, is inspirerend en leidt tot inzichten. Bedoeling is een interuniversitaire as te construeren in de Lage Landen, waar ook Antwerpen, Amsterdam, Leiden en Gent bilaterale contacten onderhouden met Zuid-Afrikaanse partnerinstellingen. Krachten bundelen, banden smeden, de bestaande expertise delen: het is een ambitie. Er zijn dus al veel verbanden, en het kan altijd nog beter en breder. Met wederzijds respect elkaar beluisteren, bijvoorbeeld tijdens colloquia, is de grond waarop we onze samenwerking verder zullen uitbouwen. De rector van de UGent is eind september en begin oktober op bezoek in Zuid-Afrika. UGent beschouwt Zuid-Afrika als een van de speerpunten in het internationaliseringsbeleid. Ik ben heel verheugd dat het bestuur alle initiatieven zozeer steunt en onderzoekers die wensen samen te werken kansen en perspectieven biedt. Niet alleen in de geesteswetenschappen overigens.

Lewer die huidige universiteite en beursstrukture in Suid-Afrika, Nederland en Vlaandere genoegsame buitelandse studiegeleenthede vir studente? Wat is u ervaring hiervan vandag vergeleke met toe u hierby betrokke geraak het?

Alles kan beter. Er bestaat een gezamenlijke oproep van FWO Vlaanderen en NRF South Africa. Die coöperatie van wetenschappelijke fondsen zou verder kunnen worden uitgebreid. Er is de verstandhouding tussen de leerstoelhouder in Amsterdam, de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland en het Gents Centrum voor het Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika. De stichting financiert voor een aanzienlijk bedrag de leerstoel in Gent. Daarnaast zijn er acht andere spelers in Zuid-Afrika, Nederland en België die de leerstoel met financiële inbreng mogelijk maken. Gentse studenten krijgen de gelegenheid voor scriptieonderzoek enkele maanden naar Zuid-Afrika te reizen met bestaande fondsen. Dat geldt ook in de omgekeerde richting. Alleen is het voor Zuid-Afrikanen duur in Europa. Ik heb daarom voor een grotere financiële tegemoetkoming gevraagd. Elk jaar zijn Zuid-Afrikaanse studenten geselecteerd voor de Taalunie Zomercursus Nederlands aan de UGent.

En ook in Nederland bestaan tal van initiatieven. In Amsterdam, Leiden en elders. Er zijn dus vele uitruilmogelijkheden, of dus gelegenheid voor studentenuitwisseling. Dat was zowat tien jaar geleden wel anders. Hoewel het institutioneel akkoord van Gent en Stellenbosch alweer dateert van medio jaren negentig, en we ook al langer met UWK intensief samenwerken. In 1996 was ik als gastdocent voor het eerst in Stellenbosch. Het is de verdienste van Johan Taeldeman en Dirk Coigneau het Afrikaans in Gent op de kaart te hebben gezet.

Die Gentse Sentrum vir Afrikaans en Suid-Afrika is gerig op die uitbou van tersiêre bande, maar ook die insluiting van ’n breër netwerk van individue en organisasies uit verskillende sfere van die samelewing. Die beskrywing van die Gentse leerstoel sê al veel: dit is gerig “expliciet op het Afrikaans in een meertalige maatschappij, op de Zuid-Afrikaanse taal- en letterkunde als een polyfoon en complex geheel en op andere geesteswetenschappelijke vakgebieden met betrekking tot Zuid-Afrika”. Wat sou u graag oor vyf jaar wou sien het intussen gebeur? Waarop lê die Gentse Sentrum vir Afrikaans en Suid-Afrika intussen veral klem?

Ja, dat is correct. Wij werken samen met wetenschappelijke en culturele instituten. Tegelijk bouwen wij onze bibliotheek met Afrikaanse literatuur verder uit. Dankzij de recente schenking door Fanie Olivier, een formidabele bibliotheek, lukt dat aardig. Zoals bekend is in Poëziecentrum de grootste collectie met Afrikaanse poëzie beschikbaar buiten Zuid-Afrika. Op 18 oktober wordt het twintigjarig bestaan gevierd van de Collectie Ernst van Heerden met lezingen door Wannie Carstens, Nicol Stassen en mijzelf; daarna treed ik in gesprek met Daniel Hugo over titels (“hoogtepunten”) in de verzameling. Onze studenten zijn uitgenodigd. Het primaire materiaal is voorradig en we kunnen uiteraard ook een beroep doen op de fantastische boekencollectie en het archief van het Zuid-Afrikahuis. Ieder jaar gaan we daar op bezoek met de Gentse studenten, met steun van de Vlaamse regeringsvertegenwoordiging in Den Haag en met een toelage van onze opleiding (Internationalisering). Studenten kunnen voor scripties of papers op verschillende plekken terecht in de Lage Landen, onderzoekers hebben een goudmijn aan data en teksten ter beschikking. Over vijf jaar moet een en ander nog beter worden uitgebouwd en verankerd in het universitaire en culturele landschap.

Velen in Nederland en Vlaanderen zijn bezig met en geboeid door Afrikaans. Er is dankzij alle inspanningen van Ingrid Glorie en een werkgroep de Week van het Afrikaans, om de paar jaar de Week van de Afrikaanse roman, festivals en schrijversoptredens (vooral in het Zuid-Afrikahuis), te veel om hier op te sommen. Nu hebben we een betere coördinatie nodig zodat we elkaar voldoende kunnen informeren. Het Gents Centrum verspreidt sinds kort, dankzij de inbreng van Laura Engels, alvast een nieuwsbrief om zijn activiteiten breed aan te kondigen. We kunnen onderzoek verder stimuleren en de banden aanhalen met schrijvers, culturele actoren, academici in Zuid-Afrika. Publieke bekendmaking is van belang, weet ik. De Mandelalezing ieder jaar, georganiseerd door het Gents Afrika Platform met inbreng van het Gents Centrum (Annelies Verdoolaege is de coordinator van het GAP en energiek bestuurslid van het Gents Centrum), is zo een gelegenheid om publieke belangstelling voor Zuid-Afrika te genereren. Vorig jaar spraken Tom Lanoye en Antjie Krog voor een volle aula, binnenkort is Zelda la Grange aanwezig ter gelegenheid van het eeuwfeest van Mandela. De straten rond de Gentse bibliotheek De Krook zijn genoemd naar antiapartheidsactivisten en een monument voor Mandela is in de maak.

In ’n artikel skryf u voor die inhuldiging van die Suid-Afrika-leerstoel aan Gent die volgende: “Er zijn parallellen te trekken met het debat dat aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten plaatsvindt over de positie van het Nederlands naast de hedendaagse wetenschappelijke lingua franca Engels. Wie een notie heeft van de taalstrijd die in 1930 na vele decennia, ook door inmenging van schrijvers en gezaghebbende culturele actoren, leidde tot de vernederlandsing van de Gentse universiteit, beseft hoe betekenisvol de demarches van Gelyke Kanse en andere groeperingen zijn ten gunste van het Afrikaans als voertaal aan een Zuid-Afrikaanse universiteit.” Hoe beskou u die situasie vandag in die Nederlande wat Nederlands betref, in vergelyking met Afrikaans in Suid-Afrika?

Dat is een vraag die een gedocumenteerd essay verdient. Ook in de Lage Landen is iets schrikbarends aan de hand. De studie van de Nederlandse taal en literatuur op universitair niveau krijgt zware klappen. Minder inschrijvingen van eerste-generatiestudenten (in Nederland echt alarmerend), bezuinigingen op middelen, op termijn de inkrimping van het personeelsbestand en natuurlijk de verengelsing van het academisch onderwijs. In Nederland is die verengelsing helemaal doorgeschoten, aan Vlaamse universiteiten in veel mindere mate.

Bij ons bestaat een regeling, waaraan overigens gemorreld wordt. Een beperkt aantal bachelor- en masteropleidingen kan in een andere taal worden aangeboden dan het Nederlands, de moedertaal van de meeste studenten en de voertaal van de Universiteit Gent. Voorwaarde is dat aan een andere Belgische universiteit de vakken ook in het Nederlands kunnen worden gevolgd. Er is het recente voorstel van het katholieke onderwijsnetwerk om één uur Nederlands minder aan te bieden in de eerste graad van het secundair onderwijs (vanaf volgend schooljaar). Academische neerlandici maar ook leerkrachten protesteren daartegen. Alertheid is de boodschap. Op taal kun je niet afdingen, ze is de grondstof van ons denken en van de verbeelding, wij spreken in taal en de taal spreekt in ons.

Een vergelijking met de taalpolitiek aan Zuid-Afrikaanse universiteiten, in casu Stellenbosch, dringt zich op. Vlamingen weten wat het is te moeten ijveren voor onderwijs in de eigen moedertaal, voor respect voor het Nederlands, tegen de dreiging van een taalpolitiek die de moerstaal ondergeschikt tracht te maken. Collega-historici hebben er al uitvoerig over geschreven en ik deel hun bekommernissen. Je kunt perfect over onderzoek in het Engels communiceren, het is zelfs een absolute noodzaak, maar tegelijk blijft het van belang ook voor de eigen gemeenschap wetenschappelijk onderzoek te valoriseren in de eigen taal. Nederlands is een volwaardige academische taal waarin elk mogelijk onderzoek kan worden gepresenteerd, waarin het nodige begrippenapparaat beschikbaar is om over en in alle wetenschappelijke disciplines te spreken.

Vanuit ’n Belgiese perspektief, wat baat Nederlands by Afrikaans en haar konteks van ’n meertalige, multikulturele bestel, sowel as die Afrikaanse letterkunde (ouer werke sowel as hedendaags)?

Vanuit mijn particuliere Vlaams perspectief zijn er evidente raakvlakken. Naast de linguïstische overeenkomst (taalgeschiedenis, woordenschat) is er de taalideologische kwestie. Ik zie parallellen tussen de eerste en tweede Afrikaanse taalbeweging eind negentiende en in het begin van de twintigste eeuw én de strijd van de Vlaamse Beweging in diezelfde periode voor onderwijs, rechtspraak, overheidsinstellingen in de eigen taal. Ik heb er in mijn opstellenbundel Rakelings (2017) over geschreven.

Afrikaans is een Afrikataal, een gecreoliseerde taal met invloeden van drie continenten. Afrikaans bestaat in een meertalig land, sinds 1994 een van de elf ambtelijke talen. België is een drietalig land (Nederlands, Frans en Duits), met een taalwetgeving, waar Germaanse en Romaanse invloeden elkaar ontmoeten. Het is vanzelfsprekend onmogelijk de Zuid-Afrikaanse culturele diversiteit en meertaligheid te vergelijken met een land als België. Maar ook in de literatuur die ten noorden en ten zuiden van de taalgrens is en wordt geschreven zijn tal van invloeden merkbaar.

België is een land met een lang onderhandelde en meermaals gecontesteerde taalgrens, het Afrikaans heeft dan weer sinds 1975 een monument in Zuid-Afrika. De Vlaamse literatuur heeft gezien de nabijheid van Frankrijk altijd de invloed van de Franse cultuur en literatuur ondergaan, meer dan wat in Nederland het geval is. Alleen al die culturele invloedsfeer doet de Nederlandse literatuur in België verschillen van de Nederlandse literatuur in Nederland. Er zijn manifeste cultuurverschillen, ook aandachtspunten of thema’s in de eigentijdse literatuur zijn anders. Zelfs het Nederlands klinkt heel verschillend.

Vertel asseblief van die “triangel”-planne waarby Gent, Zuid-Afrikahuis en Suid-Afrikaanse universiteite “evenwaardig, gelijkzijdig” inskakel. Hoe vorder hierdie werksaamhede?

Ik heb inderdaad wel eens het beeld gebruikt van de triangel om de samenwerking tussen universiteiten op het gebied van Afrikaans in Zuid-Afrika, Nederland en Vlaanderen te duiden. Elke partner is vanzelfsprekend gelijkwaardig en een volwaardige gespreksgenoot. Dat was in het verleden wel anders. Zeker in apartheidstijden en voorheen. Nederland werd door Afrikaners beschouwd als het moederland. En er was een tijd dat gezaghebbende academici in Nederland of Vlaanderen gingen studeren, sommigen behaalden er hun doctorsgraad. Het leek toen alsof ze in het eigen land en de academische omgeving meer aanzien genoten na een studieverblijf in de Lage Landen. Nederlanders en Vlamingen leren veel van Zuid-Afrikaanse collega’s en ook andersom. Er is tweerichtingsverkeer, vooral na 1994 op gang gekomen.

Nu bestaat een mobiliteit die stimulerend is en vroeger vooral politiek verdacht werd gemaakt. Die tijd is voorbij. Eerst is een leerstoel Zuid-Afrika opgericht in Gent, nu worden plannen gemaakt en besproken om in Stellenbosch en UWK een leerstoel Nederlands te installeren. Daarover kan ik nog niet zoveel kwijt aangezien we in de onderhandelingsfase zijn en alles nog moet worden besproken. Bedoeling is in ieder geval de Nederlandse en Vlaamse literatuur en cultuur beter bekend te stellen in Zuid-Afrika, en bestaande departementen Afrikaans en Nederlands extra ondersteuning te bieden. Daarover volgt later méér.

Hoe was die ontvangs van Afrikaans en die Afrikaanse letterkunde in Brno en Boedapest verlede jaar?

Samen met Jacques van Keymeulen voor de taalkunde heb ik over Afrikaanse literatuur gastcolleges aangeboden in Praag. Vorig jaar verving Wannie Carstens, toentertijd gastdocent in Leiden, mijn collega Van Keymeulen in Boedapest (Károli Gáspár Universiteit). Hij sprak er bijzonder enthousiast over op RSG. Ik heb een blokcursus aangeboden in Brno, waar ik deeltijds docent ben, en van 11 tot 17 november ben ik te gast bij de collega’s van ELTE (Eötvös Loránd Universiteit) in Boedapest om in het Nederlands over Afrikaanse literatuur te spreken.

De nieuwsgierigheid is groot, vooral in Midden-Europa waar Nederlands wordt gedoceerd. Zoals gezegd is het relatief makkelijk voor Nederlandssprekenden om zich toegang te verschaffen tot een andere wereld, een ander cultureel leven in een meertalige en multiculturele omgeving. Dat is een gelegenheid die vrijwel uniek is, ook al zijn Nederlands en Afrikaans afzonderlijke talen. Voor 2019 staat een tournee gepland aan drie Poolse universiteiten (Poznan, Wrocław en Lublin). Aan mijn werktafel in Gent blijven zitten is geen optie.

Wat stel Gent nog in die vooruitsig rakende Afrikaans? Wat word aangepas en uitgebou? Watter projekte en gesprekke in hierdie verband stel u in die vooruitsig? Wat sou u graag wou sien dat die kontak tussen Nederlandse en (Suid-) Afrikaanse letterkundes meebring?

Ik vertelde al eerder over de concrete plannen: meer coördinatie, uitbouw van de leerstoel Zuid-Afrika, bevorderen van onderzoek. Nu nog het promotieonderzoek in Gent op de kaart zetten op het gebied van Afrikaanse taal- en letterkunde. Jacques van Keymeulen gaat nu met pensioen maar de opvolging inzake Afrikaanse taalkunde is gegarandeerd dankzij Timothy Colleman. Er zijn al copromotorschappen in Zuid-Afrika, gezamenlijke onderzoeksprojecten en binnenkort hopelijk een mentoraat. Doctoraatsonderzoek is hoe dan ook belangrijk om later de fakkel door te geven, het academisch gesprek indringender te voeren en vanuit andere perspectieven dimensies toe te voegen aan de bestaande studie.

Dank voor de gelegenheid enkele inzichten op te tekenen en te kunnen delen met het lezerspubliek van LitNet.

Oorspronklike artikel gepubliseer in Voertaal op 09-27-2018.